Waar
sommigen zich op 1 januari enigszins aangeschoten inschreven voor de Zeeuwse Kustmarathon, deed ik dat
dezelfde dag volkomen nuchter voor de Budapest Marathon. De in Hongarije wereldberoemde
prijsvechter Wizzair wilde vriend Tjoerd en mij er ook nog wel voor een
schappelijk prijsje heen vliegen. En via Booking.com werd nog dezelfde dag een vier-sterrenhotel
geboekt op letterlijk 200 meter van de start en finish op het Heldenplein, ook
al weer voor een aangename prijs. Budapest here we come!
De
voorbereiding verliep voorspoedig met in augustus nog een 100 kilometertrail en een PR
op de 10 kilometer . Helaas had Tjoerd minder geluk en met een
ontstoken slijmbeurs in zijn knie kon hij alleen maar hopen op het uitlopen van
de 30e Budapest Marathon.
Op
vrijdag vertrekken we even na half zes in de middag vanaf Eindhoven en om half
negen lopen we al onze hotelkamer binnen. Aan de overzijde van de straat zien
we alle kraampjes van de marathonexpo en daarachter de finishboog, waarvan ik
hoop er binnen drie uur en drie kwartier na de start onder door te lopen. We
zoeken gauw een restaurantje op en daarna gaat het richting dromenland.
De
volgende morgen melden we ons bij de Hongaarse Matias. Zijn poging om dominee
te worden mislukte, waarna hij via wat omzwervingen over de aardbol als
vrijwilliger op de kinderboerderij in Barneveld terecht kwam en zodoende
vloeiend Nederlands spreekt. Met een Nederlands echtpaar erbij neemt Matias ons
mee voor een fietstour door Budapest. Budapest is echt een prachtige, moderne
stad. Het kan zich meten met Rome en Madrid qua uitstraling. Matias laat ons
niet alleen de belangrijke plekken zien uit de historie van Budapest en
Hongarije, maar ook het ‘gewone’ Budapest met de
oude Sovjet-huizenblokken en nog verder terug in de tijd naar de Romeinen. De
geschiedenis leeft nog in deze stad. Sporen van de dubbelmonarchie met
Oostenrijk, gemarkeerde kogelgaten van de Hongaarse opstand van 1956 en de
bevrijding van het communistische juk in 1989. Al noemt onze gids het zelf ‘Goulash-communisme’. In de
Sint-Stefanusbasiliek zien we de rechterhand van Sint-Stefanus, welke jaarlijks
in een processie wordt meegevoerd. Matias vertelt dat ook de Hongaarse
voetballegende Ferenc Puskás in de basiliek
begraven ligt. Deze ruimte is echter niet toegankelijk omdat er de hele tijd
souvenirs uit die ruimte werden meegenomen. Elke tijd heeft zo zijn heiligen en
relikwieën blijkt maar weer.
Bij een restaurantje langs de Donau drinken we nog wat en dan wordt het tijd
voor de pastaparty.
We
halen ons startnummer, t-shirt en goodiebag op en gaan naar de tent voor de
nodige koolhydraten. Je kunt kiezen uit aardbeien- of pruimensaus over de
pasta. Voor ons Nederlanders niet meteen het eerste waar we bij pasta aan
denken, maar het was best te pruimen die saus. We lopen nog wat rond over de
expo en gaan dan vroeg onder wol.
Zondagochtend
half acht, nog twee uur tot de start. Wat volgt zijn de twee meest ontspannen
uren ooit voor een wedstrijd. Eerst even ontbijten, weer terug naar de kamer en
nog even liggen. Om kwart voor negen uit bed, een warme douche en dan naar
buiten voor een lichte warming-up. Om kwart over 9 wandel ik op mijn gemak het
startvak binnen. De Hongaarse speaker zweept de lopers op. Kippenvel! Tíz-kilenc-nyolc-hét-hat-öt-négy-három-két-egy en weg zijn
we!
We
maken een mooie boog om het Heldenplein en over een brede boulevard gaat het
lichtjes naar beneden richting de Donau. De eerste kilometer gaat in 5’21. De tweede in 5’24 en de derde in 5’22. Het is lang
geleden dat ik een stadsmarathon liep en een verbetering van mijn PR van 3 uur
55 is mijn doel voor vandaag. Mijn optimistische tijd is 3 uur 45, mijn
realistische tijd is 3 uur 50 voor deze marathon. Het rekensommetje is heel
simpel: 5’20 per kilometer en
elke 5 kilometer in 26’40. Voorlopig gaat
het goed en na 26’49 tik ik de eerste
5 af. Na 7 kilometer steken we voor de eerste keer de Donau over naar het
Margaretha-eiland. Vanaf de brug opent zich een weids panorama over het
stadsdeel Buda aan de overzijde. Het wegdek herinnert nog aan oude dagen en zit
vol gaten. Na de overvloedige neerslag van vannacht is het slalommen tussen de
plassen. Een pittig klimmetje naar brug nummer twee en weer terug naar het
vaste land. Na 15 kilometer is daar de imposante Kettingbrug. Nu lopen we door
Buda, het mooiste en oudste deel van deze stad. Ik kijk mijn ogen uit en vergeet
helemaal dat ik een marathon aan het racen ben. De trailloper die op zijn
gemakje van de natuur geniet is toerist geworden. Ik geniet van deze stad, de
Donau en de Hongaarse meisjes met hun reebruine ogen. De kilometers vliegen
voorbij. Langs musea, kerken en tal van bandjes gaat het na 25 kilometer weer
terug naar Pest. We krijgen een strook kasseien onder onze voeten en voor het
eerst voel ik mijn benen. Daarna gaat het weer verder over asfalt langs de
Donau. De wind wakkert aan en is pal tegen. Even wordt het wat zwaarder, maar
al gauw gaat het weer lekker. De benen voelen weer fris aan. Na 30 kilometer 2
uur 41 op te teller. Twee minuten achter op schema. Ik maak me geen zorgen,
zeker niet nu ik steeds meer mensen inhaal. Maar dan volgt er weer een brug de
Donau over en zakt het tempo flink terug. En ik moet nu toch echt plassen. Met
27’12 de langzaamste 5
kilometer. Bij kilometer 35 heb ik er 3 uur 8 opzitten. Ik reken snel uit dat
ik dan vanaf nu 5 minuten per kilometer moet lopen. Zo gezegd zo gedaan. Nog
even de laatste brug en dan knallen. Waar ik het zo ver in de race vandaan haal
weet ik niet, maar er volgt een flinke tempoversnelling. Ik zigzag om de mensen
heen. ‘Drie uur
vijf-en-veertig’ fluister ik tegen
mezelf ‘ kom op ouwe’. En dan een keihard
‘shit!’. Ik ben linksaf
geslagen en daar, uit het niets, een viaduct over het spoor. Moet ik daar nu
nog over heen? Daar had ik geen rekening mee gehouden. Het ding is lang en
steil en veel mensen wandelen omhoog. Ik ren nog wel, maar de snelheid is weg.
De andere kant naar beneden is een stuk minder steil. Er volgen een paar rare
haakse bochten kort na elkaar. Kostbare tijd gaat verloren. Ik geef alles wat
ik heb. Nog een keer rechts en dan een lange weg naar het Heldenplein. Shit,
die lange weg loopt omhoog. Weer wandelende medelopers. De benen worden zwaar,
de longen branden. Nog steeds haal ik mensen in. Veertig kilometer. Ik ga mijn
droomtijd niet redden. Nog een rondje door het park. Slalommend om kuilen en
medelopers probeer ik het beste eruit te halen. 41 kilometer, het draait in
mijn hoofd, even gas terug. Ik kan niet meer. De snelste 5 kilometer van
vandaag tussen 35 en 40 met daarin nog twee klimmen eist nu zijn tol. Ik
ploeter vooruit. De tijd tikt genadeloos door. Nog een halve kilometer. Wat een
pokkeneind. Veel te langzaam komt de finish dichterbij. En dan na 3 uur 49 en
16 seconden zit het er eindelijk op! Tevreden met mijn PR neem ik mijn medaille
in ontvangst. Die 3 uur 45 komt er nog wel op een vlakker parcours met minder
wind, minder gaten in het wegdek en minder afleiding van een schitterende stad .
Na
een douche in het hotel wacht ik op Tjoerd die tot kilometer 38 heeft kunnen
rennen en daarna is gaan wandelen. Als ook hij gedoucht heeft gaan we naar het
grootste badhuis van Budapest. Hier zijn 19 verschillende baden met thermaal
water, naast sauna’s en stoomcabines.
Voor een tientje laten we onze vermoeide benen masseren door een Hongaarse
schone. We vermaken ons een paar uur en alle vermoeidheid stroomt mijn lijf uit
in het warme water. We dineren met uitzicht op een kasteel. Op maandagochtend
doen we nog een rondje geschiedenis en kerken in het oude Buda. Om drie uur
vliegen we weg. Dag Buda, dag Pest, dank voor een fantastisch weekend!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten