zaterdag 14 maart 2015

Sallandtrail 76 kilometer "Een goede generale..."


Het is een uur of half zeven op zaterdagochtend. De zon kleurt de oostelijke hemel langzaam oranje. Ik rij op de A1 richting Nijverdal. Een lange dag ligt in het verschiet. De vierde editie van de Sallandtrail staat vandaag op het programma. Voor mij betekent dat ruim 75 kilometer over alle Sallandse heuvels. Om kwart voor negen mogen we van start. Om kwart voor 10 gaan de 50-kilometerlopers op pad en een uur later de 25-kilometertrailers, waaronder vrouwlief. Eerder dit jaar kreeg de Sallandtrail internationale erkenning door als eerste Nederlandse trail een certificaat van de Internationale Trail Running Association te ontvangen. Hiermee levert het uitlopen van het officieel vastgelegde parcours van 76,2 kilometer een UTMB-punt op.

image_00003

“Ga jij maar voor hoor”, klinkt het. Organisator Bertus heeft van tien naar nul teruggeteld en de Sallandtrail 2015 is begonnen. Niemand van de -pak ‘m beet- honderd ultralopers heeft haast. De weg is nog lang. Rustig keuvelend, ons kent ons, gaat de meute op pad. Vanaf de start bij zwembad het Ravijn, een toepasselijke naam, gaat het meteen steil omhoog de Nijverdalse berg op. Net als iedereen om me heen zoek ik naar het juiste ritme. Niemand heeft warm gelopen, daarvoor hebben we nog genoeg tijd. Door de kou van de ochtend moet het lijf even op gang komen. De ondergrond vraagt meteen de opperste concentratie. Boomwortels, boomwortels en nog eens boomwortels. Na een paar kilometer loop ik lekker. De zogenaamde ‘ultra-shuffle’ staat aan. Dat betekent energie sparen door korte passen te nemen en de benen niet te ver op te tillen. Een gevaarlijke combinatie met al die boomwortels en een paar keer ga ik bijna onderuit.

We zigzaggen de Hellendoornse Berg op en af. Ik raak aan de praat met Robert-Jan uit Groningen. Hoewel hij iets sneller loopt dan ik gepland had, loop ik met hem op. We delen onze loopavonturen en de kilometers vliegen voorbij. Daar is de eerste drankpost. Gauw een stuk vlaai naar binnen en weer op pad. We verlaten de bossen van de Sallandse Heuvelrug om de doorsteek te maken naar de Lemelerberg. We lopen evenwijdig aan een sloot over het gras. Het is hier in het oosten des lands dan al lang bewolkt en de frisse noordoostenwind herinnert me aan mijn handschoenen die ik in mijn sporttas heb laten zitten. Na een kilometer of twee moeten we bij een boerderij het prikkeldraad over. Vorig jaar verloor ik hier mijn evenwicht op het provisorische opstapje. Een paar gaatjes in mijn handen en hamstrings rijker moest ik toen mijn weg vervolgen. Nu gaat het gelukkig goed. We doorkruizen nog wat weilanden en akkers, terwijl voor ons de stuwwal opdoemt waar misschien wel het mooiste stuk van de trail loopt.

image_00002

Het uitzicht vanaf de Lemelerberg is prachtig, haast on-Nederlands. In de verte zien we de Sallandse Heuvelrug liggen. Inmiddels hebben Hannah en Jacolien zich bij ons gevoegd en vormen we een mooi treintje. Een heerlijk paadje slingert tussen de jeneverbessen door. Singletracks wisselen met brede zandvlaktes. Gauw een cola bij de post op 24 kilometer. ‘Hé, dat is de prikkeldraadmeneer!’. De aanwezige EHBO’ers herkennen me nog van vorig jaar toen ik op deze post mijn bebloede handen en benen liet verzorgen. Toen stonden de twee meiden lekker in hun t-shirtje, nu staan ze te rillen van de kou. Petje af voor al die vrijwilligers! Zonder hen liep ik hier niet te genieten.

We klimmen de Archemerberg op. De gang gaat er uit. We powerhiken omhoog. Aan de ander kant wacht ‘het kleine Ravijn’, een diepe insnijding in de berg, alsof je in de Alpen loopt. Wat een pracht! Over mul zand mogen we dan omhoog de Archemerberg op. Ik moet mijn gezellige groepje laten gaan. De dames en Robert-Jan rennen naar boven, waar ik toch echt moet wandelen. In de afdaling gaat het weer rennend, maar daar wacht al weer de volgende klim. Ik krijg het zwaar. Mijn hamstrings beginnen stijf te worden. ‘Niet nu al’ denk ik. Ik heb er dan pas 30 op zitten. Ik neem een gelletje en even gaat het beter. Maar al gauw voelen mijn benen weer zwaar. Mijn hoofd begint te bonzen. Ik voel me niet goed. Het lijkt wel alsof ik griep krijg. Negatieve gedachten komen in me op. Nog meer dan een marathon lopen ga ik niet redden. Bij de verzorging op 34 kilometer plof ik neer op een bankje. Een halve minuut zit ik met mijn hoofd in mijn handen. Dan neem ik het besluit: de knop moet om! ’34 is toch de helft van 75?’ vraag ik aan de vrijwilligers. Ze kijken me verbaasd aan. Lachend vervolg ik mijn weg.

De pret is van korte duur. Wat volgt is een paar kilometer asfalt, weer terug richting de Sallandse Heuvelrug. De eentonigheid doet mijn tempo zakken. Ik word bijgehaald door Harold. Ik haak bij hem aan en we raken aan de praat. We hebben niet veel tijd nodig om het onderwerp van onze loopervaringen op onze gezinnen te krijgen. Hij heeft drie dochters in dezelfde leeftijd als mijn twee meiden. Alsof we elkaar al jaren kennen praten we openhartig over van alles, terwijl ongemerkt de tijd voorbij vliegt. Daar is het bos alweer. Het lijkt alsof mijn benen een zucht van verlichting slaken bij het voelen van de zachte ondergrond. Ik voel me nog niet helemaal top, maar het zware gevoel verdwijnt langzaam uit de benen.

Ongemerkt passeren we de marathonafstand. We lopen langs avonturenpark Hellendoorn als we een andere loper inhalen. Gedrieën we verder. Nog vijf kilometer tot de start, om vanaf daar de laatste lus van 25 kilometer in te gaan. ‘Ik stop er zo mee’ zegt Harold plots, ‘genoeg voor vandaag’. De andere loper knikt instemmend en geeft aan ook te zullen stoppen na 50 kilometer. Ze vragen of ik wel doorga. Wat een domme vraag. Alhoewel…Lizette is al lang gefinisht en staat op me te wachten. Ik mag gratis in het zwembad bij de finish. Ik heb mijn dochters nog niet gezien vandaag. En ik ben moe. En 50 kilometer is ook een mooie afstand. Maar stoppen, nee, dat komt niet in me op.

image_00005

Nadat we ‘de Kuul’ hebben getrotseerd, een oude zandafgraving, doemt al snel het start/finishgebied op. Ook hier krijg ik de vraag of ik stop of doorga. Voor velen is de verleiding te stoppen te groot. Een derde van de starters op de 75 kilometer stapt hier, na 50 kilometer, uit. Ultralopen zit voor een groot deel tussen je oren blijkt. Mijn benen voelen inmiddels weer helemaal fris. Wel ben ik lichamelijk wat moe. Ik besluit dat ik goed moet eten en dan weer verder kan. Lizette komt kijken hoe het met me gaat. Ze is 26e van de 123 vrouwen op de 25 kilometer geworden. Ook mijn Leerdamse buurman Arnout heeft de 25 gelopen en komt even een praatje maken. Hij is een stuk sneller dan vorig jaar. Goed gedaan allebei! Ik prop vier stukken vlaai naar binnen, wat zoute stengels en twee cola. Een selfie met Lizette en daar ga ik weer.

Ik mag meteen door het mulle zand weer omhoog uit het ‘Ravijn’. In het bos komt de snelste man op de 75 kilometer me tegemoet gelopen. Hij moet nog één kilometer, ik nog 24. In zijn kielzog volgen een aantal 50-kilometerlopers. Ze wensen me succes en ik feliciteer ze met hun prestatie. Een andere tegemoetkomende loper geeft me een high-five. Ik steek de provinciale weg over en duik het Nationaal Park De Sallandse Heuvelrug in. Hier staat het monument voor het werkkamp Twilhaar. Joodse mannen werden in de oorlog vanaf hier naar Westerbork gebracht. In gedachten maak ik een diepe buiging naar het monument.

Ik passeer een schaapskooi en klim de Noetselerberg op. Ik hoor de loper achter me vallen. Ik ren terug om de beste man weer overeind te helpen. Vermoeidheid en boomwortels gaan slecht samen. Bij de finish zal blijken dat de man zijn hand heeft gebroken en dat zijn horloge de val niet heeft overleefd. Toch weet hij van me weg te lopen. Eenmaal uit het bos beginnen de zandpaden tussen de heide door. Dit is het domein van de laatste korhoenders van Nederland. Het zijn er nog hooguit een stuk of tien. Gedoemd om uit te sterven dus. En ik? Ik kom weer helemaal tot leven. De calorieën doen hun werk. Ik geniet van de vergezichten, geniet van het lopen, van het zijn, ik geniet zelfs van helemaal niets.

Bij de verzorging op 60 kilometer stop ik me weer met van alles vol. De man achter de tafel met bekers herkent me nog van voorgaande jaren. Een jongen wil hier uitstappen. Ik weet hem over te halen toch verder te gaan. Het is tenslotte nog maar 15 kilometer. Ik bedank de vrijwilligers uitvoerig en ga weer op pad. Al gauw haal ik weer een loper bij. Hij wil en kan niet meer. Ik praat wat tegen hem en neem hem op sleeptouw. Binnen vijf minuten hoor ik zijn levensverhaal. Net gescheiden en daarom geen tijd voor trainingen gehad. Hij moet even slikken. Dit is het mooie van ultralopen. Je kent elkaar niet, maar gaat wel samen door de hoogte- en dieptepunten.

Bij 70 kilometer staat de laatste drankpost. Snel wat snacken en weer op pad. Ik kan bijna niet geloven dat ik nog zo soepel loop. De dip die ik had tussen de 30 en 45 kilometer lijkt zo ver weg. Mijn compagnon kan me niet meer bijhouden. Het maakt me niet meer uit of het nu omhoog of omlaag gaat. Ik blijf rennen. Wandelen doen we na de finish weer. En die komt snel dichterbij. Het spoortunneltje onderdoor en dan nog twee kilometer. Ik haal nog wat lopers in en, hé daar staat Lizette in bos. Ze is me tegemoet gelopen. Dit geeft me vleugels. Rechts beneden me zie ik de finish. Nog een halve kilometer, dan steil naar beneden en dan weer 500 meter terug. Met een brede grijns loop ik na 8 uur en 56 minuten onder de finishboog door. Wat een fantastisch avontuur was dit weer! Geen medaille of fancy t-shirt na afloop. Slechts de voldoening van het volbrengen van zo’n lange tocht neem ik mee naar huis.
image_00001






image_00006