zaterdag 18 april 2015

Limburgs Zwaarste 101 kilometer "Moe maar voldaan"

Ik loop weg bij post 8. Nog maar een halve marathon te gaan. Mijn eerste 100 kilometerloop kan me niet meer ontglippen. Ik ben moe en heb al heel lang buikpijn, maar mijn benen voelen nog goed. Hier heb ik maanden voor getraind, mijn droom gaat uitkomen. Toch voel ik geen enkele blijdschap. Ik weet dat ik nog drie uur onderweg zal zijn. Ik vind het wel best. Na twaalf uur rennen, langer dan ooit, wint de vermoeidheid het van de emotie. Het liefste zou ik ergens op een bankje neerploffen en mijn benen strekken. Zo loop ik een paar kilometer te ploeteren en dan ben ik me zelf zat. Ik recht mijn rug en richt mijn blik vooruit. ‘Kom op ouwe’ zeg ik tegen mezelf, ‘nog maar twee uur’. De snelheid gaat weer omhoog en beetje bij beetje komt de lol in het lopen weer terug. Een voldaan gevoel komt over me heen, de glimlach weer terug op mijn gezicht. Ik voel me een stuk beter als ik post 9 binnen loop. Een colaatje en dan op weg naar de finish!

In het schemer gaan we op pad, het bos in en meteen naar beneden. De eerste twee kilometer loop ik met een grijns van oor tot oor. Haha, ik doe mee aan een 100-kilometerloop. Wie had dat gedacht?! Ik doe het rustig aan, net als iedereen om me heen. Omhoog wandelen we en waar het vlak ik is wil ik niet sneller dan 6’15 per kilometer. De dag is immers nog lang. De zon komt op en het belooft een prachtige dag te worden. Voor het donker is wil ik weer binnen zijn. Op de achterkant van mijn telefoon heb ik een blaadje met de tussentijden geplakt voor een finish binnen 15 uur.
image_00003
image_00001
image_00002
image_00018
Tot post 1 loop ik samen met een Hongaar. We kletsen over de Budapest marathon, die ik in oktober ga lopen, en over de Ultrabalaton, een wedstrijd over 220 kilometer. Als we na een kilometer of 15 Duitsland binnen lopen versnelt hij iets, maar ik hou vast aan mijn eigen tempo. Wanneer in de verte de Vaalserberg opdoemt begint mijn buik te rommelen. Ik duik het bos in en gehurkt claim ik een nieuw stukje Nederlands grondgebied. Mijn maag blijft echter van slag.
Na post 2 op 23 kilometer krijgen we een venijnige klim voor onze kiezen. Steil omhoog naar het drielandenpunt. Als beloning mogen we daarna door de prachtige Vijlenerboschen. Ik loop zo rustig dat ik alle tijd heb voor mijn andere hobby, het vogelen. Ik hoor de middelste bonte specht, een heleboel zwartkopjes en de eerste koekoek van dit jaar. Citroenvlinders en een bont zandoogje fladderen tussen de bomen. Dit is een van de redenen dat ik loop. Lekker buiten zijn in de natuur, geen mens om me heen.
image_00016
image_00013
Bij post 3 neem ik even de tijd om een stuk vlaai te eten. Hierna volgt de lus richting Epen en na 20 kilometer komen we dan weer terug bij deze post. Dit is stuk met een paar pittige beklimmingen erin, waarbij we een paar keer de Geul oversteken. Ik geniet van de vergezichten. Bloeiende fruitbomen, weilanden vol pinksterbloemen, het is goed toeven hier in het zuiden des lands. De temperatuur stijgt inmiddels gestaag en ik krijg last van de warmte. Bij post 4 vul ik mijn waterzak en neem voor de zekerheid vast wat zout.
De weg terug naar post 3/5 duurt langer dan ik dacht. De ondergrond is overal kurkdroog. Mijn Salomon Sense Mantra bieden dan net even te weinig demping. Elke oneffenheid voel ik aan mijn voeten. Mijn wegschoenen waren voor vandaag een betere optie geweest. Na Epen volgt een holle weg vol keien omhoog en binnensmonds slaak ik menig vloek. Het lijkt een eeuwigheid te duren voordat ik bij de post ben. Even zitten, met 53 kilometer ben ik over de helft. Ik lig nog steeds een half uur voor op schema. Mijn benen voelen nog steeds goed. Mijn maag is vandaag de grootste boosdoener. Toch smaakt het stukje Limburgse delicatesse weer prima.
Onderweg naar post zes krijg ik buikpijn. Als ik berg af ren hotst en klots het daar beneden en ik moet gas terugnemen om de steken te laten verdwijnen. Ik dwing me zelf af en toe een gelletje te eten of een meegenomen sneetje suikerbrood. Bij post zes wacht Marie op me. Heel tof dat hij de lange reis heeft gemaakt om bij mij te komen kijken. We praten even bij en dan ga ik te voet verder en Marie rijdt om op z’n huurfiets. We spreken af elkaar bij post zeven te zien.
image_00014
De route naar post zeven is bijzonder mooi, maar ook weer flink zwaar. De ingewanden trekken hun eigen plan en ik moet weer even de bosjes is. Desondanks valt het lopen me alleszins mee. Van kramp of spierpijn heb ik geen last terwijl ik toch ruim negen uur onderweg ben. Bij post zeven, op 70 kilometer, heb je als loper de keuze om de route af te korten naar 80 kilometer of dat je eerst nog een lusje van 20 kilometer loopt om de laatste 10 richting finish te gaan. Helaas geen Marie te zien. Ik neem maar weer eens een stuk vlaai en stuur Marie een berichtje dat ik zo naar post 8 ga.
Ik vertrek tegelijk met een Duitser richting Schin op Geul. We praten wat over onze mooie hobby, maar mijn maag wil dat ik rustiger loop en ik kom weer alleen te lopen. Ik ben ruim 10 uur onderweg en de vermoeidheid slaat toe. Ik heb energie nodig, maar mijn buik heeft nergens trek in. Een sneetje suikerbrood hou ik met moeite binnen. Rustig dribbelend ga ik verder, post 8 komt tergend langzaam dichterbij. Als ik er ben is Marie al weer vertrokken, voor zes uur moet de huurfiets ingeleverd zijn. Op de rand van de stoep knabbel ik op een biscuitje. Nog een halve marathon te gaan.
image_00015
image_00017
Na de dip tussen 75 en 85 gaan de kilometers weer vlot voorbij, althans voor iemand die 13 uur gelopen heeft. Als ik wegloop bij post 9 heb ik nog 11 kilometer te gaan. Mijn half uur voorsprong op mijn schema van 15 uur is verdwenen. Ik probeer de vaart er in te houden. Maar Limburg Zwaarste heet niet voor niets zo. Omhoog, omlaag en weer omhoog. Ik ben kapot. Moe. Op 95 km leun ik met mijn handen om mijn knieƫn. Ik vind het ver genoeg zo. Kan mij die tijd nou schelen. Ik loop weer verder en bereik de laatste post. Nog 4,6 kilometer te gaan. Veertien uur en veertien minuten gelopen. Precies volgens mijn schema voor een finish van 14u56.
‘Het kan nog’, realiseer ik me. Vol gas ga ik weer verder. Zelfs omhoog blijf ik nu hard lopen. De laatste drie kilometer zijn verhard. Ineens loop ik weer 5’25 per kilometer. Nog drie, nog twee, ik slik een traantje weg, een bordje met ‘laatste kilometer, links af, nog even een stukje onverhard.
Daar is de kantine waar je je moet afmelden. Bij de deur staat Willem, de man achter Limburg Zwaarste, een handdruk en dan, kippenvel, onder applaus de kantine in. Ik plof neer op een stoel. Het zit er op! Veertien uur en 52 minuten, 101 kilometer. Ik voel me geweldig, voldaan, trots en blij. En een tikkie moe.
image_00020