Dutch Coast Ultra Run by Night 75km
Medaille, ontworpen en gemaakt door ultraloopster Linda Voets
Twintig jaar later
loop ik zo af en toe hard. Voorzichtig denk ik aan deelname aan een halve
marathon. De afstand schikt me nog een beetje af. In de Runnersworld lees ik
over Jan Knippenberg en De Zestig van Texel. Ultralopen, ik had er nog nooit
van gehoord. Ik speur het internet af en een nieuwe held is gevonden: Ron
Teunisse, met net als ik lange haren (toen nog wel) en een baard (nog steeds). Een
echte man!
De halve marathon
kwam er, de marathon liep ik en de eerste ultra werd ook al gauw een feit. En
er volgden nog meer marathons en ultra’s. Speurend op de Ultraned-kalender
ontdekte ik de Dutch Coast Ultra Run by Night. Dit was hem! De Elfstedentocht
onder de ultralopen. De afstand, het lopen over het strand door de nacht, het
getij en het weer; het schrok me eerst nog af om deel te nemen. Ik las de
verhalen over de ijskoude editie van 2014; bevroren oogleden, onderkoeling en
een hoop uitvallers. In 2015 windkracht 9 pal tegen. Het strand verzwolgen in
de golven. Weer veel uitvallers. Het was duidelijk; in 2016 moest en zou deze
bebaarde man meedoen.
De waarschuwingen
vooraf liegen er niet om: pas op voor drijfzand; neem een bril mee tegen
bevriezing van je ogen; bij twijfel niet starten; bind touwtjes aan je
handschoenen tegen het wegwaaien. De verstandige loper in me hoopt op droog
weer met windje mee. Voor de Reinier Paping in me kan het niet koud en winderig
genoeg zijn. Het moet een heroïsche toch worden die ik ga volbrengen. Met
ijspegels in mijn baard.
De regen komt met bakken uit de hemel als ik de auto parkeer
bij strandtent De Pierewaai in IJmuiden. Hier ligt het eindpunt. Ik gooi mijn
tas met droge kleren af en stel me voor aan de andere lopers. Samen pakken we
een taxibus naar Castricum om van daar met de trein naar de start in Den Helder
te rijden. Onderweg wisselen we verhalen uit. We denken aan de 100-mijllopers
die nu bezig zijn van IJmuiden naar Helder te lopen. En dan weer terug. Bikkels!
In het hotel van de start tref ik mijn zwager Jonathan. Hij
heef er al 60 kilometer op zitten en oogt nog fris en fruitig. Ik groet andere
bekenden en maak voor de tiende keer mijn schoenen goed vast. Op een balk aan
het plafond ontdek ik de spreuk: “wie een ander overwint is sterk, wie zichzelf
overwint is oppermachtig”. Die neem ik mee het donkere strand op. Oppermachtig
wil ik zijn.
Om 10 uur ’s avonds stuurt Rinus Running ons op pad. Het is
droog geworden. De wind neemt in kracht af. Geen ijspegels dit jaar. Maar een
belevenis wordt het hoe dan ook. Na een kilometer draaien we de zeedijk op.
Groepjes lopers halen me in. Ik laat ze. Ik loop wel lekker in mijn eigen
coconnetje, zo in het donker. Rechts klotsen de golven en in de verte doemt
Lange Jaap de vuurtoren op. Na vijf kilometer gaan we het strand op. Mijn
koplampje laat ik uit. Vijftig meter voor me lopen vier mannen. Ze zigzaggen
over het strand op zoek naar een beloopbaar stuk. Ze gidsen me het eerste uur
over het strand. Er zijn veel zwinnen op
het strand en af en toe moeten ze terug om geen natte voeten te krijgen. In het
donker zien ze me niet en ik hou even in om de afstand te bewaren.
Ongemerkt vliegt de tijd voorbij. Ik loop heerlijk zo in
mijn eentje. Ik geef wat gas bij en haal de vier mannen in. Bij Callantsoog
staan er zowaar mensen op het strand om de lopers aan te moedigen. Er liggen
hier strekdammen. De loper voor mij gaat onderuit. Ze zijn dus glad. Ik
schuifel tussen de basaltblokken door. Dan, een magisch moment als de maan
tussen de wolken doorbreekt. De zee, het stand en de duinen lichten op. Met het
verdwijnen van de bewolking wordt het ook wat frisser op het strand. Af en toe
eet ik wandelend een Liga of Sultana, maar krijg het dan snel koud. Blijven
rennen dus!
Al snel ben ik bij Petten. Het eerste van de drie
25-kilometerblokjes zit er dan op. Een bekertje cola en weg ben ik. Er staan
waarschuwingsborden voor drijfzand waar het nieuwe strand voor de Hondsbossche
Zeewering is aangelegd. Een zeehond heeft zich er niets van aangetrokken en
ligt pontificaal onder een bord. De vloed komt op en het strand wordt smaller
en smaller. Het zand maakt het lopen zwaar. Mijn heupen en onderrug gaan pijn
doen. Verder voel ik me prima. De benen gaan wel door. En zolang als ik mensen
in blijf halen zal ik vast wel iets goed doen.
Bij Bergen aan Zee knappert een houtvuurtje op het strand.
Het is een uur of twee ’s nachts gok ik. Een man vraagt of ik misschien thee
wil. Tof dat hij hier zijn nachtrust voor opoffert. Maar ik ga door! Op naar
strandtent de Deining bij Castricum. Eerst nog langs Egmond. Een eenzaam figuur
staat daar op het strand. Elke loper wordt aangemoedigd. Het strand is hier
omgeploegd door zware tractorbanden. Het gaat niet snel meer, maar ik ga nog
steeds vooruit. En voel me nog steeds happy.
In de verte brandt licht op het strand. De Deining is in
zicht! De weidsheid van het strand doet iets geks met afstand. Hoe hard ik ook
mijn best doe, de strandtent komt maar niet dichterbij. Ik check mijn Garmin.
Ik ga toch echt vooruit. Tergend langzaam gaat het. Nog 5, nog 4, nog 3
kilometer. Waar blijft die tent? Ik lijk niet dichterbij te komen. Maar
uiteindelijk sta ik er dan toch voor.
De Deining |
Binnen is het aangenaam warm. Het is een mooie verzameling
lopers. Jonathan, Renske en Ernst Jan die er al 110 kilometer op hebben zitten
en nog 50 moeten. Vijftig kilometer lopers die gefinisht zijn. En 100 en
75-kilometerlopers die stoppen of doorgaan. Ik drink
wat cola en eet ontbijtkoek. Niet te lang wachten, anders bezwijk je voor de
verleiding van de warmte.
Jonathan |
Het is nog acht kilometer strand als ik weer op weg ga. Al
vanaf Egmond zie ik de hoogovens in de verte. Ook die komen niet dichterbij. De
frisheid waarmee ik uit de Deining wegging is snel verdwenen. Dit laatste stuk
strand is een hel. Nergens een harder stuk te bekennen. Hoewel het een fabel is
dat Eskimo’s 30 benamingen voor sneeuw kennen, moet ik er wel aan denken als ik
met gemak 30 benamingen voor zand bedenk; k*tzand, t**uszand, pl**riszand. om
er een paar te noemen. Tijd om mezelf te gaan overwinnen!
Meer wandelend dan rennend komt na 59 kilometer Wijk aan Zee
in zicht. En dan, binnen tien minuten gaat alles mis. Mijn handheld-GPS hapert
en ik ga te vroeg het strand af. Ik sta al bijna boven als ik gelukkig word
teruggeroepen door andere lopers. (Waarvoor dank!). Vijfhonderd meter verder heb ik de goede
opgang en ik ben blij asfalt onder mijn voeten te voelen. Ik wil nu verder
navigeren met de Forerunner om mijn pols. Als ik de koers aanzet loopt-ie vast
en houdt er mee op. Mooi is dat. Ik krijg mijn beide GPS-apparaten niet meer aan
de praat. Gelukkig heb ik de route ook in mijn telefoon staan. Ik loop weer
verder. En dan BANG! Binnen drie tellen sta ik te duizelen op mijn benen. Het
klamme zweet breekt me uit. Het draait om me heen en mijn hart boenkt. Wat
gebeurt me nu? Dit heb ik nog niet eerder mee gemaakt. Hongerklop spookt door
mijn hoofd. Ik dwing mezelf rustig na te denken. Wat moet ik nu doen om verder
te gaan? Ik neem een gelletje en nog een. Ik doe mijn muts en handschoenen in
mijn rugzak. Ik eet nog een reepje. Hardlopen lukt me niet. Ik strompel door
het uitgestorven Wijk aan Zee. De kerkklok slaat 6 uur. Ik heb geen idee hoever
ik nog moet. Ik probeer nog wat te eten, maar mijn maag gaat protesteren. Tijd
om mezelf opnieuw te overwinnen dus!
Dennis komt me achterop gelopen. Vanwege mijn gebrek aan
goede navigatie besluit ik bij hem aan te haken. Makkelijk gaat het niet, maar
door hem kom ik weer langzaam op gang. Even later is het Dennis’ beurt voor een
dipje en gaat hij wandelen. Ik besluit door te lopen nu ik me weer wat beter
voel. De stank van de hoogovens neemt toe. Een schril contrast met de
schoonheid van het strand. De finish komt in zicht. Ik schat nog een kilometer
of 8. De sluizen van het Noordzeekanaal over en dan nog wat duingebied. Hier
gaat het nog even op en neer, maar het lukt om het meeste te rennen. Ik loop
nog even verkeerd, maar dat geeft nu niet meer. Ik ben er bijna.
Ik denk terug aan ruim tien uur geleden en wat er gebeurd is
in de tussentijd. Ik zie de Pierewaai nu liggen. Nog 500 meter. Geen ijspegels
of bevroren oogleden. Die aflevering van de Dutch Coast komt nog wel voor mij.
Want terugkomen zal ik. Het was fantastisch! Mijn dank aan de organisatie en alle andere vrijwilligers is heel groot! Voor
nu overheerst de tevredenheid. Ik heb mezelf overwonnen toen het moeilijk ging!
gefinisht!!! |
In de Pierewaai krijg ik mijn unieke medaille. Ik plof met
wat fruityoghurtjes op de bank. Naast me zitten Ernst Jan en Renske. Ze drinken
nog een witbiertje en gaan dan de laatste lus van 25 kilometer in om de 100
mijl vol te maken. Jonathan houdt het bij 135 kilometer. Wat een helden. 160 en
135 kilometer! Ik moet er nog even niet
aan denken. Nog niet…