zondag 24 januari 2016

Dutch Coast Ultra Run by Night 75km.

Dutch Coast Ultra Run by Night 75km

Medaille, ontworpen en gemaakt door ultraloopster Linda Voets

  Sensatie in Nederland! Er komt eindelijk weer een Elfstedentocht! Het is 1985 en ik zit nog op de lagere school. Het Jeugdjournaal heeft het er over, de meester op school vertelt verhalen en mijn ouders halen herinneringen op. Die Elfstedentocht moet iets heel bijzonders zijn, heb ik al gauw door. Als beelden van de tocht van 1963 op tv komen, heb ik een eerste jeugdheld: Reinier Paping. Maar eigenlijk maakt het handjevol mannen dat achter hem weet te finishen nog meer indruk; ijspegels aan snor en baard, enigszins verdwaasd doemen ze uit het donker op. Wauw, dit zijn echte kerels. Voor mij, als tienjarige, waren deze stoere schaatsers het ultieme symbool van mannelijkheid.

 Twintig jaar later loop ik zo af en toe hard. Voorzichtig denk ik aan deelname aan een halve marathon. De afstand schikt me nog een beetje af. In de Runnersworld lees ik over Jan Knippenberg en De Zestig van Texel. Ultralopen, ik had er nog nooit van gehoord. Ik speur het internet af en een nieuwe held is gevonden: Ron Teunisse, met net als ik lange haren (toen nog wel) en een baard (nog steeds). Een echte man!

 De halve marathon kwam er, de marathon liep ik en de eerste ultra werd ook al gauw een feit. En er volgden nog meer marathons en ultra’s. Speurend op de Ultraned-kalender ontdekte ik de Dutch Coast Ultra Run by Night. Dit was hem! De Elfstedentocht onder de ultralopen. De afstand, het lopen over het strand door de nacht, het getij en het weer; het schrok me eerst nog af om deel te nemen. Ik las de verhalen over de ijskoude editie van 2014; bevroren oogleden, onderkoeling en een hoop uitvallers. In 2015 windkracht 9 pal tegen. Het strand verzwolgen in de golven. Weer veel uitvallers. Het was duidelijk; in 2016 moest en zou deze bebaarde man meedoen.

 De waarschuwingen vooraf liegen er niet om: pas op voor drijfzand; neem een bril mee tegen bevriezing van je ogen; bij twijfel niet starten; bind touwtjes aan je handschoenen tegen het wegwaaien. De verstandige loper in me hoopt op droog weer met windje mee. Voor de Reinier Paping in me kan het niet koud en winderig genoeg zijn. Het moet een heroïsche toch worden die ik ga volbrengen. Met ijspegels in mijn baard.

De regen komt met bakken uit de hemel als ik de auto parkeer bij strandtent De Pierewaai in IJmuiden. Hier ligt het eindpunt. Ik gooi mijn tas met droge kleren af en stel me voor aan de andere lopers. Samen pakken we een taxibus naar Castricum om van daar met de trein naar de start in Den Helder te rijden. Onderweg wisselen we verhalen uit. We denken aan de 100-mijllopers die nu bezig zijn van IJmuiden naar Helder te lopen. En dan weer terug. Bikkels!

In het hotel van de start tref ik mijn zwager Jonathan. Hij heef er al 60 kilometer op zitten en oogt nog fris en fruitig. Ik groet andere bekenden en maak voor de tiende keer mijn schoenen goed vast. Op een balk aan het plafond ontdek ik de spreuk: “wie een ander overwint is sterk, wie zichzelf overwint is oppermachtig”. Die neem ik mee het donkere strand op. Oppermachtig wil ik zijn.



Om 10 uur ’s avonds stuurt Rinus Running ons op pad. Het is droog geworden. De wind neemt in kracht af. Geen ijspegels dit jaar. Maar een belevenis wordt het hoe dan ook. Na een kilometer draaien we de zeedijk op. Groepjes lopers halen me in. Ik laat ze. Ik loop wel lekker in mijn eigen coconnetje, zo in het donker. Rechts klotsen de golven en in de verte doemt Lange Jaap de vuurtoren op. Na vijf kilometer gaan we het strand op. Mijn koplampje laat ik uit. Vijftig meter voor me lopen vier mannen. Ze zigzaggen over het strand op zoek naar een beloopbaar stuk. Ze gidsen me het eerste uur over het strand.  Er zijn veel zwinnen op het strand en af en toe moeten ze terug om geen natte voeten te krijgen. In het donker zien ze me niet en ik hou even in om de afstand te bewaren.



Ongemerkt vliegt de tijd voorbij. Ik loop heerlijk zo in mijn eentje. Ik geef wat gas bij en haal de vier mannen in. Bij Callantsoog staan er zowaar mensen op het strand om de lopers aan te moedigen. Er liggen hier strekdammen. De loper voor mij gaat onderuit. Ze zijn dus glad. Ik schuifel tussen de basaltblokken door. Dan, een magisch moment als de maan tussen de wolken doorbreekt. De zee, het stand en de duinen lichten op. Met het verdwijnen van de bewolking wordt het ook wat frisser op het strand. Af en toe eet ik wandelend een Liga of Sultana, maar krijg het dan snel koud. Blijven rennen dus!


Al snel ben ik bij Petten. Het eerste van de drie 25-kilometerblokjes zit er dan op. Een bekertje cola en weg ben ik. Er staan waarschuwingsborden voor drijfzand waar het nieuwe strand voor de Hondsbossche Zeewering is aangelegd. Een zeehond heeft zich er niets van aangetrokken en ligt pontificaal onder een bord. De vloed komt op en het strand wordt smaller en smaller. Het zand maakt het lopen zwaar. Mijn heupen en onderrug gaan pijn doen. Verder voel ik me prima. De benen gaan wel door. En zolang als ik mensen in blijf halen zal ik vast wel iets goed doen.



Bij Bergen aan Zee knappert een houtvuurtje op het strand. Het is een uur of twee ’s nachts gok ik. Een man vraagt of ik misschien thee wil. Tof dat hij hier zijn nachtrust voor opoffert. Maar ik ga door! Op naar strandtent de Deining bij Castricum. Eerst nog langs Egmond. Een eenzaam figuur staat daar op het strand. Elke loper wordt aangemoedigd. Het strand is hier omgeploegd door zware tractorbanden. Het gaat niet snel meer, maar ik ga nog steeds vooruit. En voel me nog steeds happy.

In de verte brandt licht op het strand. De Deining is in zicht! De weidsheid van het strand doet iets geks met afstand. Hoe hard ik ook mijn best doe, de strandtent komt maar niet dichterbij. Ik check mijn Garmin. Ik ga toch echt vooruit. Tergend langzaam gaat het. Nog 5, nog 4, nog 3 kilometer. Waar blijft die tent? Ik lijk niet dichterbij te komen. Maar uiteindelijk sta ik er dan toch voor.

De Deining
Binnen is het aangenaam warm. Het is een mooie verzameling lopers. Jonathan, Renske en Ernst Jan die er al 110 kilometer op hebben zitten en nog 50 moeten. Vijftig kilometer lopers die gefinisht zijn. En 100 en 75-kilometerlopers die stoppen of doorgaan.  Ik drink wat cola en eet ontbijtkoek. Niet te lang wachten, anders bezwijk je voor de verleiding van de warmte.

Jonathan
Het is nog acht kilometer strand als ik weer op weg ga. Al vanaf Egmond zie ik de hoogovens in de verte. Ook die komen niet dichterbij. De frisheid waarmee ik uit de Deining wegging is snel verdwenen. Dit laatste stuk strand is een hel. Nergens een harder stuk te bekennen. Hoewel het een fabel is dat Eskimo’s 30 benamingen voor sneeuw kennen, moet ik er wel aan denken als ik met gemak 30 benamingen voor zand bedenk; k*tzand, t**uszand, pl**riszand. om er een paar te noemen. Tijd om mezelf te gaan overwinnen!

Meer wandelend dan rennend komt na 59 kilometer Wijk aan Zee in zicht. En dan, binnen tien minuten gaat alles mis. Mijn handheld-GPS hapert en ik ga te vroeg het strand af. Ik sta al bijna boven als ik gelukkig word teruggeroepen door andere lopers. (Waarvoor dank!).  Vijfhonderd meter verder heb ik de goede opgang en ik ben blij asfalt onder mijn voeten te voelen. Ik wil nu verder navigeren met de Forerunner om mijn pols. Als ik de koers aanzet loopt-ie vast en houdt er mee op. Mooi is dat. Ik krijg mijn beide GPS-apparaten niet meer aan de praat. Gelukkig heb ik de route ook in mijn telefoon staan. Ik loop weer verder. En dan BANG! Binnen drie tellen sta ik te duizelen op mijn benen. Het klamme zweet breekt me uit. Het draait om me heen en mijn hart boenkt. Wat gebeurt me nu? Dit heb ik nog niet eerder mee gemaakt. Hongerklop spookt door mijn hoofd. Ik dwing mezelf rustig na te denken. Wat moet ik nu doen om verder te gaan? Ik neem een gelletje en nog een. Ik doe mijn muts en handschoenen in mijn rugzak. Ik eet nog een reepje. Hardlopen lukt me niet. Ik strompel door het uitgestorven Wijk aan Zee. De kerkklok slaat 6 uur. Ik heb geen idee hoever ik nog moet. Ik probeer nog wat te eten, maar mijn maag gaat protesteren. Tijd om mezelf opnieuw te overwinnen dus!

Dennis komt me achterop gelopen. Vanwege mijn gebrek aan goede navigatie besluit ik bij hem aan te haken. Makkelijk gaat het niet, maar door hem kom ik weer langzaam op gang. Even later is het Dennis’ beurt voor een dipje en gaat hij wandelen. Ik besluit door te lopen nu ik me weer wat beter voel. De stank van de hoogovens neemt toe. Een schril contrast met de schoonheid van het strand. De finish komt in zicht. Ik schat nog een kilometer of 8. De sluizen van het Noordzeekanaal over en dan nog wat duingebied. Hier gaat het nog even op en neer, maar het lukt om het meeste te rennen. Ik loop nog even verkeerd, maar dat geeft nu niet meer. Ik ben er bijna.

Ik denk terug aan ruim tien uur geleden en wat er gebeurd is in de tussentijd. Ik zie de Pierewaai nu liggen. Nog 500 meter. Geen ijspegels of bevroren oogleden. Die aflevering van de Dutch Coast komt nog wel voor mij. Want terugkomen zal ik. Het was fantastisch! Mijn dank aan de organisatie en  alle andere vrijwilligers is heel groot! Voor nu overheerst de tevredenheid. Ik heb mezelf overwonnen toen het moeilijk ging!

gefinisht!!!
In de Pierewaai krijg ik mijn unieke medaille. Ik plof met wat fruityoghurtjes op de bank. Naast me zitten Ernst Jan en Renske. Ze drinken nog een witbiertje en gaan dan de laatste lus van 25 kilometer in om de 100 mijl vol te maken. Jonathan houdt het bij 135 kilometer. Wat een helden. 160 en 135 kilometer!  Ik moet er nog even niet aan denken. Nog niet…