zondag 30 oktober 2016

Indian Summer Ultra 125 kilometer



Ik herken ze in het licht van mijn hoofdlampje. Witte wieven zijn het. Ze dansen om me heen in het duister van het bos. 'Kom Christiaan', fluisteren ze, 'ga met ons mee'. Ze wenken me. Witte wieven zijn de geesten van ultralopers die lang geleden ergens onderweg een lintje of afslag gemist hebben en nu al eeuwenlang doorrennen, maar nooit meer de finish zullen bereiken. Hun vetverbranding is zo geoptimaliseerd dat het lijkt of ze zweven. 'Kom Christiaan, ga met ons mee, wij rennen al honderden jaren, ga met ons mee en ren voor eeuwig'. Ik schud mijn hoofd en weg zijn ze. Ik wil niet eeuwig rennen. Ik wil stoppen. Nu meteen. Honderdvijftienkilometer is ver zat. Ik vind lopen helemaal niet leuk meer. Toch kan ik maar beter doorrennen, des te eerder ben ik klaar met die onzin.


Ik heb vijf minuten voorsprong op de cutoff als ik weg loop bij post 4 op 84 kilometer. Het schemert als ik deze lus van 25 kilometer in ga. De vrijwilligers op de post hebben me gewaarschuwd dat het een zware lus is. Slechts 16 van de 49 ingeschreven deelnemers op de 125-kilometerafstand beginnen aan deze lus. Vijftien lopers kiezen er hier voor om de lus over te slaan en de resterende 16 kilometer naar de finish te lopen en als 100-kilometerfinisher in de uitslagen opgenomen te worden. Het restant is al eerder uitgevallen. Ik ga als laatste 125-kilometerdeelnemer deze lus in. Binnen vijf minuten heb ik mijn korte broek voor een lange tight verruild, een kop bouillon op en een blikje Radler achterover geslagen. Ik moet op tijd weer terug zijn bij deze post anders mag ik niet verder met de laatste etappe. Ik vlieg. Fuck de cutoffs. Finishen wil ik. Op de 125. Daarvoor ben ik hier. Daarvoor loop ik al de hele dag. De gedachte aan een voortijdig einde wedstrijd boort een berg oerkracht in mij aan. Deze etappe wordt mijn snelste. In het pikkedonker werk ik een bifiworstje weg. En dan weer gas op de plank. Ik haal een loper in die een uur voor mij is weggelopen bij post 4. Met 25 minuten voorsprong op de cutoff ben ik weer terug.




'Ik heb pijn. Punt. Ik ben moe. Punt. Ik loop door. Uitroepteken.' Mijn mantra voor vandaag herhaal ik keer op keer. Al vanaf kilometer 20 voel ik mijn heupen. Elke stap doet pijn. Ik zoek de afleiding in het prachtige Drentse landschap. Het is met recht een indian summer vandaag. Heide, bossen, zandverstuivingen. Beken, hunebedden en grafheuvels. De organisatie van deze trail heeft een schitterende route uitgekozen. Zwaar, dat wel, maar met minimaal asfalt. Ik hou wel van dit oerlandschap. Af en toe vervloek ik een stukje. Zoals langs het Amerdiep. Dikke pollen gras, zo ongelijk als het maar kan. Dit doet pijn aan mijn bekken. Ik begin mezelf, zoals zo vaak, af te vragen waarom ik toch van die achterlijke afstanden loop. Lopen is niet leuk, zelfs niet in het mooie Drenthe. De kilometers gaan er niet sneller door voorbij. Dan mijn mantra maar weer herhalen. 'Ik heb pijn. Punt. Ik ben moe. Punt. Ik loop door. Uitroepteken'. Bij het bordje van 60 kilometer realiseer ik me dat ik geen pijn meer heb. Bijna op de helft!



Winfried Bats van de organisatie hangt mij de medaille om. 125 km solo staat er achter op. Solo? Dacht het niet! Waar was ik geweest zonder al die fantastische mensen bij de verzorgingsposten? Zonder de bemoedigende woorden van de mountainbikers? Zonder de mensen die de route zo perfect uit hebben gepijld? Solo? Solo was het me niet gelukt. Zonder af een toe een praatje met mijn collegalopers had ik het niet gered. Marco en Simone van Team Raidlight. De lopers die ik ken van Limburgs Zwaarste, Salland of de Dutch Coast. Richard en Eddy waarmee ik als laatste lopers over de eindstreep ging. Ik dank jullie allemaal! Lopen is niet altijd leuk, maar finishen is altijd geweldig!























1 opmerking:

  1. Ha! Mooi. Punt. Mooi. Punt. Heel mooi. Uitroepteken.
    Wat goed gedaan, man. Achterlijke afstand, maar mooi wel in de knip.
    (Ik had al eerder gezien dat je je achterstand in verslaglegging had weggewerkt - heb natuurlijk alles gelezen en bekeken. Dank.)
    Groet, Jacolien

    BeantwoordenVerwijderen